Brechtje

Begin februari overleed Z!-verkoper Antigonos, ook bekend als Andy. Antigonos verkocht Z! bij Albert Heijn in de Sarphatistraat en was een bekende verschijning in de buurt. Hij was al geruime tijd ziek. In 2012 ging Z!-redacteur Margit Willems op bezoek bij kunstenares Marion Molier, van kunstenaarscollectief De Onafhankelijken. Ze schreef een bijzonder verhaal over de ontmoeting tussen Marion en Antigonos, dat we voor de gelegenheid hieronder plaatsen.

‘Wat is het hier léúk!’ Met een blije kop staat Antigonos, vaste Z! krantverkoper van beeldend kunstenaar Marion Molier, in de vroege ochtend op de drempel van haar atelier in Amsterdam Oost. ‘Oh, mag ik hier rondkijken? Is dit jouw werk?’ Hij stapt vol ontzag langs de muren, vergaapt zich aan een reproductie van Picasso. ‘Heeft u mooi gedaan.’ Hij wijst Picasso’s lijnen aan.’Een dubbelgezicht.’ ‘Picasso, mijn held’, knikt Marion. Antigonos staat al bij een volgend schilderwerk. ‘En dit! En dat daar!’ Hij is trots op Marion. ‘Ik ken jou al lang, we praten soms en je koopt altijd de Z!krant.’

Hoog aan de muur hangt een zwierig geschilderd, kleurig portret van een vrouw. Antigonos kijkt omhoog, vergeet zijn zware tas, zijn jas. Hij kijkt Marion stralend aan. ‘Ik ben blij.’ Dan sjort hij tas en jas van zijn lijf, loopt er aarzelend mee rond, durft ze nergens neer te leggen, bang om de ruimte te verstoren- een zucht van spanning. ‘Geef maar hoor’, Marion steekt haar hand uit. ‘Nee…’ Jas en tas moffelt hij wel in een hoek weg.

Antigonos3

Er branden in de werkplaats gezellige lampen. Vijf jaar runde Marion een buurtfietsenstalling in haar hoekpand en verbouwde het daarna tot atelier. Er staat een ezel in het midden, voor Antigonos heeft ze uitnodigend een gouden stoel neergezet. Die zit er al in, zijn ogen schitteren, zijn mond staat tevreden. Hij draagt zijn mooiste overhemd. Schuin boven zijn pet hangt een kleurige vogel aan het plafond, daaronder praat hij honderd uit en gaat keurig kaarsrecht op de met rood fluweel beklede stoel zitten. Naast hem staat een bos rood-witte dahlia’s , hij voelt aan de bloembladen. ‘Kijk. Ik vind ze zo mooi.’

‘Je mag best lekker ontspannen leunen, hoor!’ roept Marion van achter de ezel. Ze kijkt om haar werkbord heen, op haar palet liggen verfklodders. Antigonos steekt af tegen de decorlap die Marion achter zijn stoel hing. Kleur: Middellandse Zeeblauw. Alsof ze het wist. ‘Wát, echt waar Antigonos? Kom jij uit Griekenland? Ik ben gek op dat land.’ Antigonos kijkt om. ‘Oh, dat blauw!’ verzucht hij. Er glijdt een cd in het laatje. Hij luistert verrast. Griekse muziek! ‘Maar dan de echte authentieke liederen’, complimenteert hij Marion. ‘Die gaan over oude Griekse verhalen.’ Ineens zit hij op een Griekse berg, bij Kavala, en beschrijft aan ons het uitzicht dat hij daar op zee had. Marion plonst haar kwast in een pot water, zet Antigonos’ hoofd in dunne lijnen op, zoekt naar zijn vormen en schildert voorlopige vlakken pastelkleurig in. De lampen beschijnen het theatrale tafereel met in het midden Antigonos. Hij duwt zijn pet mooi.

‘Ik ben hier vlak om de hoek beroofd,’ bekent hij ineens. Het vliegt eruit, eigenlijk wil hij het er niet meer over hebben, want de Z!krant heeft hem toen zo geholpen. Marions kwast hapert, ze stopt met schilderen en luistert geschrokken. ’Drie mannen schopten me zomaar plotseling op straat in elkaar. Het was niet hun bedoeling om mij te beroven, want ik bezat niets… Ik raakte zwaar gewond en verlamd, belandde in het ziekenhuis. Maar het is nu zeven jaar geleden, ik moet er niet meer over praten of denken. Ik ben Z! nog altijd dankbaar…’ Marion probeert haar werk te hervatten. ‘En hoelang verkoop je de Z!krant? Ik ken je al een poos en-’ ‘Maar da’s heel anders dan hier!’onderbreekt Antigonos haar. ‘Ik wist niet dat jij zo mooi kan schilderen. Alleen, ik moet straks weg, ik heb niet veel tijd. Mijn klanten wachten, ik moet de krant verkopen. Ik heb altijd stress, om te kunnen overleven. Ik heb tien jaar dezelfde vaste standplaats, ik heb daar vrienden, ik ken nu heel veel mensen. Ook studenten praten met me. En ik houd de toegangshal schoon, let goed op alles, zet de karren netjes en ik pas op honden. Heel graag doe ik dat voor mensen. Natuurlijk, ik heb wat geld nodig, maar als ik genoeg heb ga ik weg. Dan gun ik de standplaats aan iemand anders die ook wil verkopen. Ik hoef toch niet meer en méér… en nóg meer geld? Dat bewaar ik liever voor de volgende dag.’ Of hij- heel even maar- stil wil zitten en die kant op kijken? Zo, ja! ‘Ik praat veel’, geeft Antigonos toe. ‘Juist fijn, jij bent altijd vrolijk en sociaal…’ Marion boetseert met verf in een vaag gezichtsvlak, er ontstaan donkerder contouren, ze schat de plek waar zijn oren zitten, neus, schaduw… hè verdorie, te veel… poetst en draait met een groene kwaststreek een 8 in de vorm van Antigonos’ petklep. Lange tijd heeft hij één duidelijk en één vaag oog. Eerst schildert ze een wang licht oranje.

Antigonos 2

Hij is flink bergop belandt, vertelt hij. Door de Z!krant. Het gaat hem niet alleen om geld, vooral om zijn contacten. Hij praat graag met klanten over geschiedenis en cultuur, dat boeit hem. Heeft hij op school graag over geleerd. Een positieve houding, dat vinden zijn klanten, dat-ie heeft. ‘Amsterdam vroeger… was een beetje zoals ik nu ben. Ik ben gek op deze stad.’ Marion grijpt een natte lap en veegt groene en blauwe vlakken uit. En weg wangvlak. Antigonos zit geen moment stil, kijkt intens tevreden om zich heen. Die lijn… moet toch iets naar voren… daarna belandt Marions kwast trefzeker in het andere oog. Of hij nog héél even die kant uit- ja zó. Ze probeert zijn mond, stapt even naar achteren… ‘Alleen IJburg niet, dat is een ghetto.’

‘Huh, wat?’ Marion was in haar werk verzonken, sorry. ‘Nee, geeft niet.’ Antigonos snapt dat wel- zwijgt. Stilte, geborstel van kwasten. ‘Ik houd van De Dijk en voel me hier thuis,’ doorbreekt hij de stilte. ‘O, wat leuk’, Marion luistert enthousiast naar zijn waarom. Dan komt de brandende vraag: Ze heeft hem gevraagd om model te zitten. Waarom? ‘Nou, ik vind je heel open, vrolijk en aardig.’ ’Dat ben jij ook.’ ‘Jawel, maar daarom durfde ik jou te vragen. Ik hoopte maar… je hebt zo’n prachtig gezicht,interessant, krachtig… en je ogen, zo sprekend.’

Antigonos vervaagt. ‘Dank je wel,’klinkt het zachtjes vanonder zijn pet. ‘Zo fijn om te horen.’ Zijn tweede oog zit nu ook- en de mond is raak. De kwasten worden dikker ingedoopt, pasteltinten verdwijnen op vakkundige wijze. Oranje, roodbruin, groen, blauw- een extra accent onder zijn kin, in zijn hals. Marion straalt rust uit. Antigonos begint gedreven over de broodnodige rust en balans in het leven te praten. Koper jatten om in je onderhoud te voorzien? Dat heeft voor hem geen zin. ‘Het is vervelend voor de eigenaars, en voor die aannemers.’ Marion knikt, stopt om weer even te kletsen en beschouwt ondertussen de verf op het vlak.

Antigonos4

Antigonos schrikt op. Hij moet weg, hoor! De krant… verkopen… de standplaats, klanten… het is toch al laat? Oh, valt mee. Hij praat door, over Augsburg, de stad van Maarten Luther. Daar volgde hij de middelbare school, daarna moest hij naar Griekenland, voor militaire dienst. Niet erg. Gereisd heeft hij, veel, met vrienden. Turkije, heel Griekenland door… Druiven plukken, ergens een man langs de weg die zomaar vroeg: Willen jullie werken? Sinaasappels plukken. Natuurlijk deed hij dat! Alleen kan hij tot op heden geen sinaasappel meer zien, laat staan eten. Zo arm was hij toen, dat hij van sinaasappels leefde. ‘Het zijn toen rare tijden geweest. Jij bent tevreden met wat je nu doet,’concludeert hij hardop tegen Marion. ‘Klopt, maar ik heb daarnaast ook allerlei baantjes gehad. ‘ ‘Jij bent gevoelig, anders kan je dit niet,’gaat Antigonos onverstoorbaar verder. ‘Hard zijn is soms gemakkelijker, maar ik kan dat niet. Ik val vaak, ben te gevoelig.’ ‘Gevoeligheid is mooi…’ zegt Marion en zet in één keer de hele bos dahlia’s op. ‘Ik ben in Amsterdam geboren. Maar jouw hoofd Antigonos… jij zou best een Amsterdammer kunnen zijn.’ ‘Ik ben op de dag geboren dat Kennedy werd vermoord’, Antigonos’ blik wordt raadselachtig. ‘Daar is iets mee. M’n positiviteit, gevoeligheid… Sommige klanten doen altijd vriendelijk tegen mij als ze de Z!krant kopen, maar op straat kennen ze me dan opeens niet meer. Dat doet pijn. Dat vind ik jammer. Ik had met een klant, een meneer, jarenlang een goed contact. Na die beroving is hij me zelfs in het ziekenhuis komen opzoeken. Op een dag vroeg hij of ik op zijn begrafenis kwam. Natuurlijk ging ik. Maar er waren daar allemaal mensen en familieleden, die keken telkens naar mij en zeiden hardop: Wat doet die junk hier? Ik vond dat zo erg, ik kwam afscheid nemen, mijn vriendschap en respect brengen…’ Antigonos moet even flink zijn neus snuiten. Maar… nu wil hij echt gaan. Marion kijkt op. ‘Goed hoor! Ik ben ver genoeg om hier op door te kunnen werken.’ Hij heeft zijn jas al aan. Tas mee. Dag!

Ho! Wil hij het tussenresultaat niet zien? ‘Nee, nee, neeeee….’ Antigonos schiet naar de voordeur. ‘Nee écht, alleen het eindresultaat.’ Had hij ook toen een klant, beeldhouwer, hem destijds boetseerde. Was-ie opeens een rare kluit geweest. Dus liever geen tussenre-sul-ta-ten… Zijn tempo vertraagt, een aarzeling. ‘Okee, misschien ben ik toch bang dat ik schrik.’ Liever ziet hij in één keer de eindaccenten. Afgesproken dan.

Op de stoep wijst hij naar de lucht. Strak blauw! Zon! ‘Dank, dank, dánk,’zwaait hij naar Marion. Uit zijn koplamp steekt een meewapperend, Grieks vlaggetje. Hij voelt of de paraplu nog stevig onder zijn snelbinders zit en trapt de hoek om. ‘Dank!’ galmt het na.